Scheerbaas Egbert Beuving verlaat zijn woning aan de Leeksterweg/Heereweg, waar nu Scapino is gevestigd, op weg naar zijn klanten.
De scheerbaas van Roden
Tot 1957 was scheerbaas Egbert Beuving een bekende verschijning in Roden. Heel lang heeft hij het vak uitgeoefend op een manier die eeuwenlang gebruikelijk was. Egbert werd geboren op 1 maart 1875 aan de Boskamp. Reeds op dertienjarige leeftijd maakte hij zich van de scheerkunst meester. De eerste oefeningen met het scheermes gebeurden niet op een persoon, maar op een oude hoge hoed, een spintvat, waar hij de haren af moest scheren. Toen het mes niet meer door, maar over de hoed gleed, werd hij in het jaar 1888 op pad gestuurd om de eerste klanten te werven. Voor dit doel hadden zijn moeder en zijn zusters voor hem een fluwelen scheerzak gemaakt, welke met een koord gesloten kon worden. Onder aan de punten van de scheerzak hingen twee rode wollen kwasten. Deze fluwelen scheerzak met de rode kwasten werd min of meer zijn handelsmerk, of teken van waardigheid. Meer dan zeventig jaar was hij precies met eenzelfde zak bij de weg. De inhoud van de zak bestond uit een paar scheermessen, een strijkbout met aan de ene kant leer en aan de andere kant zacht hout om bot geworden scheermessen weer scherp te maken. Verder bevatte de zak een kom voor water en scheerzeep. Een scheerkwast heeft Egbert Beuving nooit gehad. Hij zeepte zijn klanten in met de hand. Daarmee maakte hij de hardste baarden weer zacht. Toen hij aldus in1888 op reis ging om klanten te werven, was zijn eerste gang te voet naar Lieveren. Hij vond die dag vier klanten die hij de baard mocht scheren. Tevreden ging hij naar huis, daar hij die dag twaalf centen had verdiend. Egbert Beuving stond bekend als een goede ‘reizende barbier’ die bij veel gezinnen over de vloer kwam, zowel arm als rijk. Zo kwam hij ook lopend op Roderveld en Zevenhuizen waar in die tijd nog vele plaggenhutten stonden. Hij werd geconfronteerd met dingen, die ons nu zeer zouden verbazen. Omdat zeep kennelijk erg duur was, wilden sommige klanten dat hij het schuim, dat hij met de baard van het gezicht schoor, afveegde op het hemd van de klant. Later, bij het wassen van het hemd, kon men hierdoor zeep besparen.
In Lieveren schoor hij zijn klanten één of tweemaal per week. In het dorp Roden kwam hij dagelijks aan huis langs. Dat waren o.a. bakker de Vries, wethouder Deodatus, caféhouder Willlem Scheepstra en hotelhouder Jan van der Molen. Hij kwam niet alleen bij de klanten thuis, maar werd ook dikwijls door de mensen die op het land werkten aangeroepen. Egbert vroeg ze dan op de grond te gaan zitten met het hoofd tegen een boom, schepte een kom water uit de sloot en liet weer een baard tijdelijk verdwijnen. In het begin van de vorige eeuw begon de scheerbaas ook haar te knippen. Dat knippen was niet zo’n probleem. Veel klanten waren bijna kaal of hadden een kuif daar men in die tijd erg bang was voor luizenbezoek. Egbert had een druk leven. ’s Morgens en ’s avonds deed hij zijn werk als barbier en ’s middags maakte hij gronden aan. Hij ontgon o.a. in de Hullen, waar hij van heideveld bruikbare landbouwgrond maakte. Tevens ontboste hij of gaf hiertoe opdracht de Maatlanden om er daarna landbouw- of weidegrond van te maken. Er kwamen enorm veel stobben vrij die hij aan bakker de Vries verkocht die er zijn ovens mee stookte. Egbert kwam op deze manier in het bezit van goede landbouwgrond en werd zo financieel onafhankelijker. Hij overleed op 24 oktober 1957 op 82 jarige leeftijd. Kort voor zijn dood herhaalde hij zijn lijfspreuk: Ik heb geleefd, ik heb gewerkt, ik heb genoten.