Hotel Zuiderveld op de hoek Wilhelminastraat /Julianaplein rond 1930. Op de foto staan vanaf links: Ebeltje Zuiderveld, Lammert Zuiderveld,, daarnaast Sieger Zuiderveld Lzn., Stoffer Zuiderveld Lzn. en dan Jan Karsijns met naast hem Rikkert Zuiderveld ook een zoon van Lammert Zuiderveld.
Hotel Zuiderveld in Roden
Lammert Zuiderveld (1891-1981) was de tweede zoon in het grote gezin van Sieger Zuiderveld en Ebeltje Heidema,.Hij was eerst beurtvaartkapitein op de boot van zijn vader en later caféhouder, hotelier, fietsenmaker en garagehouder aan de toenmalige Beuklaan (nu Wilhelminastraat). Vele oud Roners hebben wel iets in dat ‘Hotel Zuiderveld’ aan het Julianaplein meegemaakt daar waar nu de Bernhardpassage is. Van feesten, recepties en bruiloften tot gymnastiekuitvoeringen van ‘Vlug en Lenig’ en ‘Oranje-Nassau’. Die uitvoeringen waren op het podium in de bovenzaal met de twee trappen. De benedenzaal werd omgetoverd tot filmzaal waarin de jeudige gymnasten tot hun optreden werden getrakteerd op beelden van de Dikke en de Dunne en Charlie Chaplin. Als er bij feesten boven flink werd gehost, deinde de vloer behoorlijk op en neer. In de benedenzaal werd dan vaak wat angstig naar de zolder gekeken.
Lammert dreef het café en was ook een kleurrijk figuur. Tijdens de Rodermarktdagen kwamen zijn broers hem assisteren. Potige mannen zonder vrees. Ze kwamen doorgaans niet om de glazen op te ruimen, maar om de orde te handhaven. De Zuiderveldjes waren niet bang uitgevallen. De drie broers hadden de taken keurig verdeeld en posteerden zich in de grote bovenzaal van het café. Een dronkenlap en ruziemaker werd door de eerste broer bij de kladden gepakt en doorgegeven aan broer twee. Die gaf de onverlaat door aan broer drie, die bovenaan de steile trap stond. Enkele tellen later lag het slachtoffer beneden. Politie had men bij café Zuiderveld toen niet nodig.
Eens, zo gaat het verhaal, was er op de kermis een attractie met een gemuilkorfde beer. De eigenaar presenteerde de beer en vroeg uitdagend aan het publiek wie de moed had met het beest te vechten. Won de beer dan ging het ingezamelde geld van het publiek naar de tentbaas. Verloor de beer, wat praktisch niet voorkwam, dan ging het geld naar de flinkerik. Lammert stak zijn hand op, een hand groot als een kolenschop. Na afloop van het enerverend gevecht zag de beer er wat verfomfaaid uit en ging Lammert met de geldpot naar huis. De volgende dag stak Lammert weer zijn hand op in het publiek, maar de tentbaas weigerde toen dat aanbod wijselijk.
Lammert kreeg op zijn 80-ste verjaardag van zijn familie nog een kilometerteller op zijn fiets cadeau. Het was in de familie bekend, dat hij toen soms een gevaar op de weg was. Hij kon zijn linkerhand uitsteken om af te slaan, zonder achterom te kijken. Tegen zijn kleinkind zei hij altijd: “Ze zien opa wel.” Toen hij in het bejaardencentrum ‘De Hullen’ woonde vertelde hij eens dat hij op de fiets naar zijn zoon Jan naar Emmen ging. Hij werd uitgezwaaid door talrijke bewoners voor deze dappere onderneming. Ze wisten niet dat zijn zoon Jan net buiten Roden met een auto met fietsendrager klaar stond om hem mee te nemen. In Emmen zal hij zeker een jenevertje gekregen hebben met de steevaste vraag of er suiker in moest. Zijn antwoord was dan voorspelbaar: “Nee, dan hadden ze dat in de fabriek wel gedaan.”